zaterdag 22 augustus 2009

Tip voor het leggen van Elektriciteit

5 Tips: Elektriciteit voor de doehetzelver

Wanneer je als doehetzelver zelf aan de elektrische installatie in je huis gaat beginnen, kan je je best op voorhand goed informeren: een (zware) elektrische schok, brand,… het zijn maar een aantal voorbeelden van wat er allemaal kan fout lopen wanneer je ondoordacht te werk gaat.

Wanneer je je vertrouwd genoeg voelt met de theorie, kan je over gaan tot de praktijk.
Er zijn in België verschillende bedrijven actief die gehele pakketten leveren voor doehetzelvers, met mogelijkheden zoals elektriciteit, sanitair, verwarming,…
Deze zijn niet altijd de interessantste keuze qua prijs, maar ze bieden vaak wel een opleiding adhv een aantal lessen, of een gedocumenteerde handleiding.

Wij geven je hier alvast een kijk op enkele belangrijke weetjes over elektriciteit. Sommige zijn gewoon handig tijdens het werken, andere kunnen je leven redden, en nog andere zijn verplicht voor de wettelijke keuring (AREI - Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties), zodat je in orde bent met je verzekering in geval van brand.

1. Maximum 8 stroompunten per kring

De elektrische installatie begint bij de verdeelkast die vaak terug te vinden is in de hal, kelder of garage. In deze kast zitten onder andere zekeringen. Dit zijn de beveiligingsschakelaars die een bepaalde kring in- of uitschakelen. Volgens het AREI mag je op elke kring maximum 8 stroompunten plaatsen, maar wat verstaan we precies onder een stroompunt?
Elk stroompunt kan bestaan uit één tot drie stopcontacten (één stroompunt zit steeds onder één afdekplaatje, hetzij een enkel, dubbel of driedubbel), of een enkele lichtbron (incl schakelaar). Je mag onderling combineren tussen stopcontacten en lichtbronnen, zolang je het maximum niet overschrijdt. Op deze manier kan je bvb onderstaande zaken installeren- 8 keer 3 stopcontacten, dus 24 stopcontacten in totaal- 8 keer 1 lichtbron, dus 8 lichtbronnen in totaal- 4 keer 2 stopcontacten, 1 keer 1 stopcontact, 2 keer 3 stopcontacten, en één lichtbron- enz…

2. Verdeel een kring over zo weinig mogelijk ruimtes
Hoewel dit geen wettelijke verplichting is, zal je je dit zeker en vast niet beklagen. Wanneer je namelijk een probleem hebt op één stroompunt, is de kans groot dat de zekering zal afspringen en dat je geen stroom meer hebt op de rest van de stroomkring. In het beste geval (maximum één kring per ruimte) zal slechts één ruimte zonder stroom vallen.Bovendien heeft dit ook als voordeel dat wanneer je bvb de elektriciteit in de hall moet uitschakelen omdat je een lamp moet vervangen, iemand anders in de woonkamer bvb verder tv kan kijken. Dit zou niet kunnen als je de woonkamer en de hal op eenzelfde kring hebt geïnstalleerd.

3. De badkamer verplicht op een aparte stroomkring
Aangezien water en elektriciteit niet de beste vriendjes zijn, stelt het AREI dat de badkamer verplicht op een aparte stroomkring komt die veel gevoeliger is voor stroomverlies, kortsluiting, enz… Bovendien worden strenge eisen gesteld wat betreft afstand tussen bad of douche en een stopcontact, de verlichting, schakelaars etc. Om dit tegemoet te komen hebben verschillende fabrikanten van bvb wand- of plafondlampen verschillende categorieën van verlichting bedacht, die elk hun eigen isolatiegraad hebben en elk hun afstand tot het bad of douche moeten respecteren. Onderstaande lijst geeft meer details wat betreft de verschillende IP categoriën :IP X0 - niet beschermdIP X1 - beschermd tegen druppelend waterIP X2 - beschermd tegen druppelend water bij een schuine stand tot 15 gradenIP X3 - beschermd tegen sproeiend waterIP X4 - beschermd tegen opspattend waterIP X5 - beschermd tegen waterstralenIP X6 - beschermd tegen stortbuienIP X7 - beschermd tegen onderdompeling (30 minuten tot 1 meter diep)IP X8 - beschermd tegen verblijf onder water.

4. Sommige apparaten vereisen een aparte stroomkring.
Apparaten die veel stroom verbruiken, die steeds actief moeten zijn, of die zowel water als stroom gebruiken, moeten steeds op een aparte kring geplaatst worden. Dit dient in eerste instantie ter bescherming van de bewoners, maar ook voor het comfort (wanneer zo’n toestel uitvalt, vallen andere toestellen niet mee uit). Onderstaande toestellen plaats je dus op een aparte stroomkring (sommige verplicht, andere aangeraden):- Wasmachine- Droogkast- Alarminstallatie- Vaatwas- Oven- Centrale verwarming- Kookfornuis- Bel- Koelkast- DiepvriezerDe lijst is niet eindig en je mag uiteraard zelf beslissen om bepaalde toestellen op een aparte stroomkring te zetten. In theorie mag je zelfs elk stopcontact in huis op een aparte kring zetten, dit alles naar eigen wens.

5. Voorzie voldoende wachtbuizen!
Een grote fout die vele doehetzelvers maken (mijzelf incluis) is denken dat je wel zal toekomen met een minimum aantal wachtbuizen. Wanneer je er de mogelijkheid toe hebt, voorzie voor elke kamer minstens één lege buis (met trekdraad uiteraard) met een voldoende grote diameter, zodat je er allerlei leidingen kan doortrekken later. Je weet nooit welke technologie er nog staat aan te komen waarop je voorbereid kan zijn, of welke behoeften je later zal hebben. Misschien maak je van je slaapkamer ooit nog wel een multimediakamer waar je niet genoeg stroomleidingen binnen krijgt etc…

Nieuw Gazon zaaien

Deze zomer zullen vele mensen het zaaien van een nieuw grasperk op hun planning hebben staan. Zo ook wij. Als je hier echter ondoordacht aan begint, loop je het risico dat je gras niet wilt groeien, of dat je binnen de kortste keren een verwilderd gazon in slechte staat krijgt. Daarom geven we je graag enkele tips voor het zaaien van een goed gazon!

Het type gazon
Er bestaan verschillende types zaadmengelingen, die telkens speciaal zijn samengesteld voor een bepaalde situatie. Deze types staan uiteraard vermeld op de doos/zak die u in de handel kan vinden. We geven een kort overzicht:

Zeer vochtige ondergrond: ruwbeemdgras,…
Schaduw: bosbeemdgras, roodzwenkgras,…
Siergazon: struisgras, roodzwenkgras,…
Speelgazon: Engels raaigras, roodzwenkgras, veldbeemgras,…
Sportgazon: raaigras, timotee,…

Bij de keuze van het juiste grastype, kan u het beste raad vragen bij je lokale handelaar. Het is handig indien je bvb de verhouding zon-schaduw kan meegeven, oriëntatie van de tuin,… Zo kan de specialist je de beste raad geven.

De periode
De periode van het zaaien is cruciaal voor een gezond gazon. Zo zou het uiteraard geen goed idee zijn om op 25 december aan een nieuwe grasmat te beginnen.

Het ideale moment is het najaar, vanaf 15 augustus tot 15 september, omdat gedurende deze periode de temperatuur en gemiddelde neerslaghoeveelheid optimaal zijn voor het groeien van je grasperk. De zwoele zomernachten zorgen voor een ideale gelijkmatige groei, wat resulteert in een betere graskwaliteit. Zorg er ook voor dat je zaait voor een voldoende vochtige periode (maar ook niet overdreven, anders spoelt het zaad weg), zodat ze voldoende water krijgen (in het andere geval dien je veel te sproeien).

Het is echter ook mogelijk om tijdens het voorjaar te zaaien, tussen 15 april en 15 mei, maar tijdens deze periode lopen de zaden het risico om verstikt te worden door onkruiden (dit is de ideale groeiperiode voor onkruid), en kunnen ze ook nog door voorjaarsvorst stukgevroren worden.

Voorbereiding
Eerst en vooral zorg je ervoor dat de grond ontdaan is van alle afval, struiken, overtollige boomwortels,… Zorg er uiteraard ook voor dat je nadien de putten opvult zodat je een min of meer effen ondergrond bekomt. Spit de grond zo diep mogelijk om, liefst minstens 30cm diep en verwijder bij dit omspitten eventueel afval, of harde stukken (boomwortels, stenen,…) uit de grond om een zo zuiver mogelijke ondergrond te bekomen.

Om de grond om te spitten kan je best een freesmachine gebruiken. Deze kan je overal huren, zoals bij Boels, Bestrent, Eurorent, ...

Wanneer de grond goed omgespit is, bestrooi je de grond met meststof (blauwe korrels, roze korrels,… welk type je het beste kan gebruiken is afhankelijk van de grond en oriëntatie, en kan je alweer navragen in de lokale doehetzelf zaak).
Nadien kan je de grond stevig aandrukken met een betonnen of metalen rol. Na het bemesten van de grond dien je een aantal dagen te wachten vooraleer je overgaat tot het effectieve zaaien. Zo ben je zeker dat deze stoffen voldoende in de grond opgelost zijn en dat de zaadjes niet verbranden na zaaien.

Zaaien
Strooi bovenop de aangedrukte grond een voldoende hoeveelheid zaad en hark dit nadien voldoende in, zodat de zaadjes niet bloot liggen. Zo voorkom je dat vogels alles oppikken. Je kan eventueel ook de klassieke manieren gebruiken (aluminiumfolie strookjes hangen,…) maar vogels hebben dit redelijk snel door. Hark dus gewoon alle zaad goed onder een fijn laagje aarde.
Het is noodzakelijk dat de grond voldoende vochtig wordt gehouden zodat de zaadjes goed kunnen kiemen. Dit betekent dat in een periode van droogte moet bijgesproeid worden. Zorg er echter voor dat je niet overdrijft, zodat de zaden niet wegspoelen. Na een 8-tal weken kan je het gras zeer voorzichtig betreden om het voor de eerste maal te maaien. Overdrijf hier echter niet in (niet te veel belopen) tot minstens 12 weken na het zaaien. Wens je je gazon sneller te betreden, overweeg je het beste graszoden. Deze zijn al na een zeer korte periode bewandelbaar.

vrijdag 14 augustus 2009

Laminaat leggen

Nadat de leiding in de grond en de muren verborgen waren, en de egalisatie is gebeurd hebben we alle muren gerenoveerd met renovatie behang, glasvezelbehang. Dit was niet zo moeilijk maar je moest wel beschermende kledij dragen, want de glasvezel kan irriterend zijn.
Nadat dit gebeurd was hebben we al de laminaat gelegd. Hierbij wat informatie hierover:

voorbereiding
Laat de gesloten verpakkingen 48 uur acclimatiseren in de ruimte waar de laminaatvloer gelegd zal worden.
Laminaat leg je best bij een temperatuur van 15 tot 20°C.

Check de ondergrond
Zorg ervoor dat de ondergrond proper, droog en vlak is. Egaliseer oneffenheden groter dan 2 mm.
Bij een betonnen ondervloer: Vers gegoten beton moet minstens 1 week uitdrogen per cm dikte tot 4 cm, en 2 weken per cm dikte boven 4 cm. Bij vloerverwarming moet het vochtgehalte minder zijn dan 1,5 %. Informeer naar de speciale leginstructies
Bij een plankenvloer: Verwijder eventuele vloerbekleding en spijker losliggende delen vast. Breng indien nodig een uitvlakvloer aan. Let erop dat het hout niet meer dan 10% vocht bevat en dat de kruipruimte onder de plankenvloer voldoende wordt geventileerd.

een tussenvloer
Bedek de ondergrond met een dampdichte plastic folie, liefst uit één stuk. Indien niet mogelijk, laat de verschillende delen elkaar dan minstens 20 cm overlappen en plak de voegen toe met dampdichte kleefband. Trek de folie door tot achter de plint en tegen de muur omhoog. Zo voorkom je dat muurvocht het laminaat kan aantasten.

Daarboven komt een isolerende, dempende en egaliserende tussenvloer.
voor betonvloeren is dit- polyethyleenschuim, voor beton- en plankenvloeren geperste houtvezelplaten.

Wij zelf hebben geen aparte plastic folie gebruikt maar ineens een ondervloer van Berryfloor erop gelegd.

in welke richting de laminaat leggen
De legrichting van de laminaatplanken bepaal je afhankelijk van

Welke ondergrond heb je: bij een houten plankenvloer als ondergrond leg je de laminaatlamellen loodrecht t.o.v. de parketplanken.

Het licht: leg de planken in de richting van de lichtinval

De vorm van de kamer: leg de planken in de lengterichting


Het leggen zelf
Ieder systeem van kliklaminaat heeft zijn eigen leginstructies. Neem eerst de handleiding even door alvorens te starten. Hiernij wat algemene tips.

Zorg tijdens het leggen voor een goede verlichting.
Controleer vooraf of de laminaatplanken onbeschadigd zijn.
Houd tussen laminaat en wanden/deurposten/ verwarmingsbuizen ca 10 mm ruimte vrij d.m.v. afstandsblokjes. Dit is nodig omdat het laminaat zal uitzetten tijdens de warme periodes en terug wat krimpen in de winter. Indien je geen spatie vrijlaat, zal je laminaat omhoogkomen aangezien het geen plaats heeft om uit tezetten.


Afwerking
Verwijder de afstandsblokjes.
Bevestig de plinten op de wand, nooit op de vloer want laminaat moet kunnen uitzetten en krimpen. Zelf hebben we dit met siliconen (Tec7) gedaan) en dit werkte prima.
Plaatsen waar geen profielen of plinten kunnen worden geplaatst, vul je best ook op met Siliconen.
Buizen kan je afwerken met rozetten of ook met Siliconen.

Veel succes ermee.

dinsdag 11 augustus 2009

Muren plamuren

De leidingen liggen, de vloer is egaal, nu moet ik nog de muren verder afwerken en de gleuven dichtstrijken met plamuurmiddel.
Dit is niet zo moeilijk, maar neem er wel je tijd voor.

Egaliseren van vloer

Nadat alle leidingen gelegd waren, diende ik ook de vloer te egaliseren. Dit is geen eenvoudige klus en kan je beter door een vakman laten doen. (wat ik niet heb gedaan, en nu ligt de vloer niet echt waterpas).
Vooraleer je een vloer kan afwerken met tegels, natuursteen, parket, beton of eender welk afwerkingsmateriaal, moet je hem perfect vlak maken. Dit egaliseren doe je best zo secuur mogelijk, wil je achteraf geen spijt krijgen.

Stap 1: ondergrond voorbereiden
Maak de ondergrond schoon met een stofzuiger.
Een betonnen ondervloer maak je gewoon droog en stofvrij.
Wil je een betegelde vloer opnieuw egaliseren, dan moet je hem eerst vetvrij maken met een ontvettingsmiddel.

Bij een houten vloer schroef je loszittende vloerdelen eerst goed vast. Kijk of er spijkers of schroeven uitsteken en schaaf oneffenheden weg.

Vul diepere scheuren en gaten in de ondergrond met een plamuurmiddel
Breng nu het voorstrijkmiddel (ook grondeermiddel of primer genoemd) aan op de ondergrond. Op die manier voorkom je dat de ondergrond een te sterk zuigeffect zal uitoefenen op het egaliseercement.

Stap 2: egaliseermiddel aanbrengen

Meet het vloeroppervlak op om de benodigde hoeveelheid egaliseermiddel te achterhalen. Richtlijn is 3kg per vierkante meter, maar raadpleeg de verpakking voor alle zekerheid.
Het egaliseermiddel kan je in vrijwel alle doe-het-zelf-zaken verkrijgen (Brico, Hubo, Gamma, ...)
Maak het middel aan in een cementkuip zoals voorgeschreven op de verpakking en stort het uit over de vloer.

Probeer vanuit een hoek in stroken van telkens 1m de kamer af te werken.

Trek het egaliseermiddel met een aftrekker goed tot in de hoeken. Je hoeft het middel niet perfect glad te strijken, want het product vloeit vanzelf glad en waterpas.
Laat het egaliseermiddel minstens 24 uur drogen vooraleer je de vloer verder afwerkt. Raadpleeg de verpakking voor de exacte droogtijd.

Voorbereiding Elektriciteit leggen

Bij het leggen van de elektriciteit op de bovenverdieping van onze woning, hebben we veel moeten kappen en breken. Hiervoor heb ik een slijpmachine gehuurd met twee slijpschijven om een mooie gleuf te kunnen slijpen voor de buizen. (Dit kun je gemakkelijk huren bij bijvoorbeeld Boels Verhuur/Multirent/...).

Het is belangrijk om vooraf een duidelijk plan te maken waarop staat hoe de buizen zullen liggen, waar de lichtpunten gaan zijn en waar de schakelaars, enz.

Het verbruiksmateraal, zoals de schakelaars en kabels, haal je best in een electro groothandel (zelf ben ik bij Vansant geweest.) Meestal krijg je daar dan ook nog korting omdat je in een grotere hoeveelheid aankoopt.

schakelaars plaatsen

Enige tijd geleden heb ik de elektriciteit op onze bovenverdieping moeten vernieuwen.
Dit ging gepaard met heelwat opzoekingswerk en raadplegen van mensen die er iets van kennen.
volgende info (gevonden op een website van een doe-het-zelf-zaak) kan helpen om een schakelaar te plaatsen:


Bepaal eerst de plaats waar de schakelaar gebruikt zal worden. Vervolgens bepaalt u de functie van de schakelaar (bijvoorbeeld van op één plaats een lichtpunt aandoen). Kies tenslotte de afwerking die u wenst.

Vooraleer u met de installatie van de schakelaar begint, zorgt u ervoor dat de stroom uitgeschakeld is.

Soorten schakelaars:

1. Een enkelpolige schakelaar : 1 schakelaar stuurt 1 lichtkring.

2. Een tweepolige schakelaar : 1 schakelaar in een vochtige ruimte (bijvoorbeeld een garage) stuurt 1 lichtkring.Bij enkelpolige schakelaars wordt alleen de stroomvoerende draad onderbroken. In vochtige ruimtes verhoogt het risico op aanraking met stroomvoerende delen, zelfs al zou de stroomvoerende draad onderbroken zijn door de schakelaar. Om dit uit te sluiten onderbreekt men ook de blauwe neutraaldraad in vochtige ruimtes; dubbelpolige onderbreking is daardoor een extra veiligheid dat toevallige lekstromen uitsluit.

3. Een wisselschakelaar : 2 schakelaars sturen 1 lichtkring.

4. Twee wisselschakelaars + 1 kruisschakelaar: 3 schakelaars sturen 1 lichtkring.

5. Een serieschakelaar : 1 schakelaar stuurt 2 lichtkringen.
Schakelaar plaatsen:


Een enkelpolige schakelaar plaatsen
Verbind de blauwe draden van de toekomende kabel en de vertrekkende kabel naar de lamp met elkaar door middel van rapidklemmen.
Sluit de bruine of de zwarte toekomende draad op de diepste schroef van de schakelaar aan (L1).
De zwarte of bruine draad naar de lamp sluit u aan op de schroef die nog vrij is (1).
Tenslotte de geelgroene draden met elkaar verbinden door middel van rapidklemmen.



Een tweepolige schakelaar plaatsen


Sluit de blauwe draad van de toevoerkabel op L1 aan en de bruine of zwarte toevoerdraad op L2.
De blauwe draad naar de lamp sluit u aan op 1 en de bruine of zwarte draad naar de lamp sluit u aan op 2.
Tot slot verbindt u de aardingsdraden (geelgroen) met elkaar door middel van rapidklemmen.






Een wisselschakelaar plaatsen

In de eerste schakelaar:
Verbind de blauwe draden met elkaar door middel van rapidklemmen.
Sluit de bruine of zwarte toevoerdraad aan op de diepste schroef L.
Sluit vervolgens de twee vertrekkende draden in willekeurige volgorde aan op de overblijvende schroeven 1 en 1’ (= verbinding naar het tweede schakelaar).
Tot slot de geelgroene draden (aardingsdraden) met elkaar verbinden door middel van rapidklemmen.


In de tweede schakelaar:
U verbindt de blauwe draden weerom met elkaar door middel van rapidklemmen.

De twee toekomende draden vanuit schakelaar 1 aansluiten op de schroeven 1 en 1’.
De bruine of zwarte draad die naar de lamp vertrekt, sluit u aan op de diepst gelegen schroef L.
Tot slot verbindt u hier ook de aardingsdraden met elkaar aan de hand van rapidklemmen.

Een kruisschakelaar plaatsen



Een kruisschakelaar vormt de tussenschakel tussen twee wisselschakelaars. Zou men dit tussenstation niet gebruiken , maar enkel gebruik maken van 3 wisselschakelaars, dan krijg je op bepaalde momenten het licht niet meer aan of uit van op bepaalde plaatsen. De kruisschakelaar kruist de wisseldraden telkens zodanig dat dit fenomeen wordt gecorrigeerd.

In de eerste wisselschakelaar:
U verbindt de blauwe draden weerom met elkaar door middel van rapidklemmen.
Sluit de bruine of zwarte toevoerdraad aan op de diepste schroef L.
Sluit vervolgens de twee vertrekkende draden in willekeurige volgorde aan op overblijvende schroeven 1 en 1’.
Tot slot de geelgroene draden (aardingsdraden) met elkaar verbinden door middel van rapidklemmen.

In de kruisschakelaar (is dus steeds tussen de twee wisselschakelaars geplaatst):
Weerom de blauwe draden doorverbinden met elkaar d.m.v rapidklemmen.
De toekomende wisseldraden worden aangesloten op de klemmen met het ‘asterix’symbool en de volgorde speelt daarbij absoluut geen rol.
De vertrekkende draden worden op de pijltjessymbolen aangesloten, en ook hier eveneens in willekeurige volgorde.
Tenslotte moeten nog de geelgroene aardingsdraden verbonden worden met elkaar door rapidklemmen.

In de tweede wisselschakelaar:
U verbindt de blauwe draden weerom met elkaar door middel van rapidklemmen.
De twee toekomende andere draden aansluiten op de schroeven die niet diepst gelegen zijn 1 en 1’.
De bruine of zwarte draad die naar de lamp vertrekt, sluit u aan op de diepst gelegen schroef L.
tenslotte moeten nog de geelgroene aardingsdraden verbonden worden met elkaar door rapidklemmen.


Een serieschakelaar plaatsen




Een serieschakelaar is als het ware een samenstelling van twee enkelpolige schakelaars in één mechanisme. Bijgevolg ligt het aansluitschema van deze schakelaar nagenoeg identiek aan een enkelpolige schakelaar, zij het dan in tweevoud uitgevoerd. Extra verschil is het feit dat de toevoer maar één keer dient te gebeuren omdat die inwendig al wordt verbonden naar de tweede enkelpolige schakelaar
Sluit de toekomende bruine of zwarte stroomvoerende draad aan op de diepst gelegen schroef van de schakelaar (L).
Sluit de bruine of zwarte draad naar de eerste lamp aan op aansluiting 1.
Sluit de bruine of zwarte draad naar de tweede lamp aan op aansluiting 2.
Verbind vervolgens de blauwe draden met elkaar door middel van rapidklemmen.
Vervolledig de schakeling door de geelgroene draden met elkaar te verbinden door middel van geelgroene draden.
Afwerking
De afwerking tot slot is afhankelijk van het merk van de schakelaar. Volg hiervoor de handleiding van de schakelaar.